Meer over de Noorse taal
Het Noors is een Noord-Germaanse of Scandinavische taal met ongeveer 4,5 miljoen sprekers. Het is een officiële taal in Noorwegen. Het Noors is nauw verwant aan de andere twee vasteland-Scandinavische talen, het Deens en het Zweeds. Deze drie talen zijn onderling redelijk verstaanbaar. Twee andere Scandinavische talen, het IJslands en het Faeröers, vertonen echter sterkere afwijkingen tegenover deze drie talen.
Het Noors heeft twee officiële schrijftalen: Bokmål en Nynorsk. Naast de officiële schrijftalen zijn er veel dialecten. Hoewel de meeste dialecten meer op Nynorsk dan op Bokmål lijken, wordt Nynorsk door een minderheid van de bevolking (ongeveer 15%) als schrijftaal gebruikt, de rest gebruikt Bokmål.
Anders dan in veel andere landen is het in Noorwegen sociaal geaccepteerd om dialect te spreken. Er is niet zoiets als een “algemeen beschaafd Noors”, met uitzondering van het Standard Østnorsk (“standaard oostnoors”), dat echter maar door een zeer beperkt aantal Noren wordt gebruikt. Op televisie en radio wordt vaak een gesproken vorm van een van de twee schrijftalen gehanteerd.
Het Noors wordt geschreven met het Latijnse alfabet, waaraan na de z drie tekens zijn toegevoegd: æ, ø en å. Deze worden gezien als aparte letters. De letters c, q, w, x en z worden, net als in het Deens, nauwelijks gebruikt. Kenmerkend voor het Noors is de prosodie: het is een toontaal. Er bestaan twee verschillende tonen, en deze kunnen betekenisonderscheidend zijn. De zelfstandige naamwoorden bønder en bønner (het verschil in uitspraak is nauwelijks hoorbaar, op de toon of liever het accent na) betekenen achtereenvolgens “boeren” en “bonen” (het tweede woord kan overigens ook “gebeden” betekenen, afhankelijk van de context).